‘Soms verwacht ik meer van mezelf dan de mensen om mij heen’
Inge Janssen (1989) heeft al een bewonderenswaardige roeicarrière achter de rug, met Olympische Spelen, meerdere WKs en een aantal records, zoals onlangs weer een clubrecord op de ergo. Toch is het einde nog niet in zicht: ‘Goud in Rio is het volgende doel. Het klinkt cliché, maar daar gaat het wel om.’
door: Daniël Hendrikse
Het begin van deze indrukwekkende prestaties ligt op het Merwedekanaal, bij Orca. In 2007 werd Inge lid en al vrij snel kwam ze terecht in Dames 2008. Het was aanvankelijk niet haar plan om wedstrijdroeister te worden en voor haar studentenleven had ze ook nog nooit geroeid. ‘Ik had op turnen en op schoonspringen gezeten. Je wordt er wel sterk van, maar het zijn niet de typische sporten die uitmonden in toproeien.’ Desondanks kwam ze in de wereld van wedstrijdroeiers terecht. ‘Ik werd langzaam maar zeker overgehaald. Eerst was het twee weken even proberen. Het voelde goed en ik was fanatiek, dus zo kwam ik in Dames 2008 terecht. In het jaar daarop zat ik in de middengroep. En in mijn derde jaar was ik in Amerika.’
Voor haar studie ging Inge in haar derde jaar studeren aan de University of Virginia, waar ze tevens kon roeien. ‘Ik was een student-athlete, wat betekende dat je studie op één stond, maar dat daarnaast alle aandacht naar topsport uitging. De ervaring met de Amerikaanse sportwereld was heel speciaal en heeft mij als sporter echt vooruit geholpen.’ Inge noemt de verschillen met de Nederlandse aanpak: in de VS is het veel competitiever, ‘echt een soort survival of the fittest’ en meer gericht op het individu. Daarnaast was vooral budget het grote verschil. ‘De universiteit heeft daar een budget dat bijna meer is dan wat de bond hier [de KNRB, Koninklijke Nederlandse Roeibond] tot haar beschikking heeft. In dat opzicht heeft de roeiwereld in Nederland iets kneuterigs. Maar ook dat heeft juist wel weer wat.’
De combinatie van ervaringen heeft ervoor gezorgd dat Inge in Nederland echt door kon breken. In het vierde jaar begon ze met skiffen, wat goed beviel. Toch startte ze het WK onder de 23 van 2011 niet in de skiff, maar in de twee zonder. ‘Het skiffveld is namelijk het zwaarste wat er is, waar altijd de absolute toppers starten. De lat ligt daar nóg hoger dan bijvoorbeeld bij de twee zonder.’ Vervolgens kwam ze in de Olympische dubbeltwee terecht. Nu is Inge bezig in een dubbelvier. ‘Idealiter blijf je natuurlijk zo lang mogelijk hetzelfde nummer varen, maar bij mij ging alles nogal ongepland. Het ligt allemaal aan de velden en de beschikbare roeiers. Als bijvoorbeeld de concurrentie heel groot is bij de skiffs, is het beter om je te richten op de dubbeltwee, als daar echt iets te winnen valt.’
En winnen, dat doet Inge Janssen zeker. De resultaten liegen er niet om, met allerhande records en prestigieuze blikken. Toch blijven de ogen nuchter op de toekomst gericht: ‘Nu moeten we ons kwalificeren voor de Spelen van volgend jaar. Als vrouwen dubbelvier moeten we ons bewijzen door naar het WK te gaan en ons zodoende te kwalificeren voor Rio. Mocht het in de dubbelvier niet lukken, dan is het B-plan starten in de acht. Maar de dubbelvier daar gaat het in principe om, want tja, dat zijn toch de vier beste roeisters van Nederland.’ Dat is niet niks, om bij de beste vier roeiende dames van ons land te horen. Toch voelt Inge geen enorm druk op haar schouders. ‘Het hangt ook van je positie af. Bij de Spelen in Londen waren wij de underdog, dus wij konden alleen maar verrassen. Wij konden gewoon ons eigen ding doen. Het WK vorig jaar was wat dat betreft spannender, aangezien wij toen dé prioriteitsboot van Nederland waren. Soms verwacht ik ook meer van mezelf dan de mensen om mij heen. Ik wil mij liever aan mezelf bewijzen dan aan de rest van de wereld.’
Inge traint tussen de twaalf en veertien keer per week. Ze is inmiddels afgestudeerd en heeft een flexibele baan, die goed met het topsportleven te combineren is. ‘Mijn studie ging ook prima samen met het harde roeien, zeker bij mijn bachelor had ik genoeg tijd. Tijdens mijn master merkte ik dat het al wat lastiger werd, maar gelukkig mocht ik daarbij uitlopen.’ Desondanks heeft Inge niet het gevoel dat haar studentenleven erg onder het roeien heeft geleden. ‘Ja, natuurlijk heb ik wel wat feestjes gemist, maar dat weegt niet op tegen mijn andere ervaringen. Ik bedoel, ik heb wedstrijden gevaren in Korea, Kroatië, Amerika, Londen… Dat is zoveel unieker dan een paar dronken nachten in Utrecht!’
‘Soms denk ik wel wat ik zou doen als ik niet meer zou roeien. Ik wil bijvoorbeeld nog echt graag een grote reis maken, want door het roeien kan ik nooit langere periodes weg. Maar dat zie ik na Rio wel.’ De Olympische Spelen vormen telkens een punt om naar toe te werken. Na de Spelen in Londen van 2012 wist Inge dat ze sowieso door ging met roeien, maar wat ze na Rio (2016) doet, houdt ze voorlopig nog even open. ‘Ik heb niet echt meer een ultieme roeidroom, zoals roeien voor Oxford of Cambridge. Alles is nu gericht op de Spelen. De River Charles roeien in Boston was wel echt een unieke ervaring. In dat rijtje zou de Britse Henley Royal Regatta ook mooi staan, die heb ik nog niet geroeid.’ De Henley, een aantal prestigieuze roeiwedstrijden op de Theems, is een prachtig stukje traditie waarvan menig roeihart sneller gaat kloppen. Maar de focus voor Inge blijft voorlopig bij het hoogste podium, de Olympische Spelen.
Voor beginnende roeiers heeft Inge nog wat wijze woorden. ‘Doe wat je leuk vindt, blijf op je eigen niveau. Da’s het gevaar van een succesverhaal zoals dat van mij; verwacht niet gelijk dat je binnen vijf jaar op de Spelen kan staan. Wij zijn uitzonderingen. Ga vooral niet geforceerd trainen met zo’n doel voor ogen, want dan kan het snel in een deceptie omslaan. Ga voor de ervaringen, start zoveel mogelijk wedstrijden. Blijf lol hebben, daar gaat het om.’